
In de studieperiode werden meer dan 2,5 miljoen kinderen geboren, van wie 30.959 na ivf (1,2%). Van de 6959 kinderen met autisme waren er 103 na ivf geboren (1,5%). Het absolute risico op autisme na ivf was 19 per 100.000 persoonsjaren, tegenover 15,6 zonder ivf (relatief risico (RR): 1,14). Van de 15.830 mentaal geretardeerde kinderen waren er 180 geboren na ivf (1,1%). De absolute risico’s waren 39,8 (ivf) en 46,3 (zonder ivf) per 100.000 persoonsjaren (RR: 1,18).
Na ivf met chirurgisch verkregen sperma en ‘verse’ embryo’s was het risico op zowel autisme als mentale retardatie significant hoger wanneer ook ICSI was toegepast (RR’s respectievelijk 4,60 en 2,35). Dit effect was nog sterker onder prematuren, maar verdween wanneer de onderzoekers enkel naar eenlingen keken. Een effect dat bij eenlingen wel significant bleef, trad op bij ICSI met geĆ«jaculeerd sperma en ‘verse’ embryo’s. Deze kinderen hadden een hoger risico op een mentale beperking (RR: 1,47) dan ivf-kinderen waarbij geen ICSI nodig was. Het absolute risico was 90,6 per 100.000 persoonsjaren (ICSI) tegenover 60,8 (ivf zonder ICSI).
‘Zowel de prevalentie als de toename van het absolute risico op autisme en mentale retardatie bij ivf zijn klein’, concluderen de auteurs.
Bron: NTvG
Artikel: JAMA
Geen opmerkingen:
Een reactie posten