vrijdag 12 juli 2013

Consanguiniteit verhoogt onvruchtbaarheid

Onderzoekers van het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) van het UZ Brussel o.l.v. prof. dr. Human Mousavi Fatemi heeft aangetoond dat koppels die familie van elkaar zijn (consanguine koppels) een belangrijke oorzaak zijn van de relatief grotere onvruchtbaarheid in het Midden-Oosten. Zij ontdekten dat dochters met consanguine ouders tegen de leeftijd van 20 jaar een extreem lage ovariële reserve hebben die normaal pas terug te vinden is bij 40-jarige vrouwen. Wereldwijd heeft 20% van de kinderen consanguine ouders.

Wereldwijd zijn er miljoenen huwelijken waarbij man en vrouw familie van elkaar zijn. Het gaat om een cultuurgebonden fenomeen en heeft niets met religie te maken. In het Midden-Oosten gaat het gemiddeld om 50% van de huwelijken. Tot nu toe was enkel geweten dat kinderen van consanguine ouders 10 maal meer kans hebben op aangeboren afwijkingen. Echter, tot voor kort was er nog geen effect bekend op de vruchtbaarheid van kinderen geboren uit een dergelijk huwelijk. 291 vrouwelijke patiënten die dochter zijn van consanguine ouders werden onderzocht op hun vruchtbaarheid. Het onderzoek gebeurde in de hub van het CRG in Koeweit.

Bij de studie werd speciale aandacht besteed aan de bepaling van het AMH. AMH is een marker die bepaalt wat de ovariële reserve is. Daarnaast werd het aantal follikels bepaald. Prof. Fatemi kwam tot de opvallende conclusie dat deze vrouwen een extreem lage ovariële reserve hebben. Die lage reserve manifesteerde zich al bij 20-jarige vrouwen. Dit zijn pre-menopausale waarden die normaal pas teruggevonden worden bij vrouwen van 40 jaar.

Parentale consanguiniteit is dus een belangrijke oorzaak van onvruchtbaarheid. In vele culturen leidt onvruchtbaarheid tot sociale uitsluiting van de vrouw, met alle gevolgen van dien. Voor het eerst toont onderzoek waar de oorzaak ligt van de gemiddeld hogere onvruchtbaarheid in culturen waar veel huwelijken tussen familie voorkomen. Het is ook de eerste keer dat deze bevindingen in de wetenschappelijke literatuur worden beschreven. Het onderzoek van prof. Fatemi wordt deze week voorgesteld op het belangrijke internationale congres ESHRE (European Society of Human Reproduction and Embryology) in Londen.

Het onderzoek kwam tot stand in samenwerking met de universiteit van München o.l.v. prof. Jan Gutermuth, sinds januari 2013 hoofd van de afdeling dermatologie van het UZ Brussel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten